Tjeu kwam met de bakfiets uit Lent, waar zijn werkplaats was, naar Nijmegen.
De bakfiets lag vol met stukken hout, in allerlei rare vormen, schots en scheef.
Die stukken hout paste hij in elkaar en ze werden met lijmklemmen aangetrokken. Er werd geen lijm gebruikt en ook geen schroeven. Pas toen de trap helemaal klaar was, werd hij met een paar bouten aan de muur vastgemaakt.
Sabrina, steun en toeverlaat.
Gaten op de knieën waren toen nog echt.
Raf mocht als eerste poberen of de trap sterk genoeg was.
Ik dacht (ten onrechte) dat Raf was vernoemd naar de Rote Armee Fraction, omdat hij zo wild was, maar hij heette al zo vóór hij bij hen kwam.
Grapjes maken over de RAF vond ik in die tijd, 1982, toch wel een beetje gewaagd.
Ik was sympathisant. 😇
Toen de trap helemaal in elkaar gezet was, bleek dat hij twee centimeter te hoog was. Dat was geen ramp, daar zou je niet over struikelen. Maar Tjeu was zeer ontevreden. Hij keek alles nog eens goed na en hij snapte er niets van. Hij had alles toch goed gemeten?!
Hij ging op de rand van het trapgat zitten roken. Plotseling sprong hij met een flinke dreun vanaf het trapgat op de trap. Ik schrok me een ongeluk.
Zoals gezegd: er zat geen spijker of schroef in, geen lijm, het waren alleen treden en planken en palen, die met houtverbindingen in elkaar gepast waren. Tot op dat moment hadden wij er alleen heel voorzichtig over mogen lopen, als dat nodig was.
Maar het probleem was opgelost: door de dreun zakte het geheel precies twee centimeter.
Dat was de volgende klus: een dakkapel. Dus een gat in het dak maken en "in een moeite door" alle dakpannen en panlatten schoonmaken, en waar nodig, vervangen.
Dat hij nog zo kras en lenig was dat hij het dak op kon, verbaasde mij zeer.
(Nog steeds in 2023)
Op mijn hoofd een rode boerenzakdoek, die nog van onze Walther geweest was.
Tjeu had soms ook figuurlijk een plank voor zijn kop.