Remco Campert gaf het door aan mij, ik geef het verder door:
Laatste gedicht
Dit wordt het laatste gedicht wat ik schrijf,
nu het met mijn leven bijna is gedaan,
de scheppingsdrift me ook wat is vergaan
met letterlijk de kanker in mijn lijf,
en, Heer (ik spreek je toch maar weer zo aan,
ofschoon ik me nauwelijks daar iets bij voorstel,
maar ik praat liever tegen iemand aan
dan in de ruimte en zo is dit wel
de makkelijkste manier om wat te zeggen), -
hoe moet het nu, waar blijf ik met dat licht
van mij, van jou, wanneer het vallen, weg in
het onverhoeds onnoemelijke begint?
Of is het dat jíj me er een onverdicht
woord dat niet uitgesproken hoeft voor vindt?
Hans Andreus (1926-1977)
Uit: VERZAMELDE GEDICHTEN (ed. Gerrit Borgers, Jan van der Vegt en Pim de Vroomen) (1983)
Uitgever: Bert Bakker, Amsterdam
Ook heel mooi:
Mijn tijd is op, ik moet nu gaan,
daar helpt geen lieve moeder aan.
Maar een ding wil ik je vragen,
Mij niet naar een kuil te dragen,
maar strooi de as, van wat ik eens was,
zo snel mogelijk in het gras,
of in een wei, dan ben ik vrij.
En mocht je soms erg naar mij verlangen,
loop dan even in de wind,
dan streel ik je wangen’.