Pastoor Driessen, (Brabants Historisch Informatie Centrum), vertelde ons het volgende verhaal in de godsdienstles. De Katholieke godsdienst.
Het was in het lokaal van meester Louwers, dus in de 3e of de 4e klas. Van de meesters kenden we de voornamen niet. Van de pastoor ook niet. En toen ik op de lagere school zat zelfs zijn achternaam niet, het was: meneer Pastoor.
Het verhaal ging over de paardenmarkt, de pastoor ging daar vaak naar toe, hij was een paardenliefhebber en een kenner.
-------------
Lest wás 'k op Bos mært zeej de p'stoor, æn dôr stonne alderhande pεεrd, mist Belze, már dur ston ôk n'n hulle schône luuks bεεj, echt zôn'n hevige. 'k liep zô us rond dæ pærd, zeej, um 'm te schatte. æn toen zaog'k dættie twêê muntels um haj. Ik vroeg án dieje kôpman, wur dæ vur wás æn toen zeej : "Kækt mær's goewd". Toen kêêk'k 's onder die twêê muntels, zeej de p'stoor æn toen zaag'k dæ t'r 'n flinke sneej onder zat, in de næk van dæ pærd. Kik, zeej de p'stoor, bedrog dæ mag nie. Mær dees gebrek, dæ kan iedeejn ziejn, æs ie goewd oplet, kræk læk ikke.
Laatst was ik op de paardenmarkt in Den Bosch, zei de pastoor, en daar stonden allerlei paarden, bijna allemaal werkpaarden, maar er stond ook een heel mooi rijpaard bij, zo eentje met pit. Ik liep zo eens rond dat paard, om het te beoordelen. En toen zag ik dat hij twee muntels (*) om had. Ik vroeg aan de koopman, waar dat voor was en die zei : "Kijk maar eens goed." Toen keek ik eens onder die twee muntels, zei de pastoor en toen zag ik dat er een flinke snee onder zat, in de nek van dat paard. Kijk, zei de pastoor, bedrog dat mag niet. Maar dit gebrek, dat kan iedereen zien, als hij goed oplet, net als ik.
(*) Een muntel was een simpele halster.
Een echte muntel kostte in 1958 toch al gauw een gulden of twee. Ik heb 't aan Ome Wim gevraagd, toen die nog leefde, en die wist dat nog.
Normaal gesproken was de muntel bij de koop inbegrepen, zodat de nieuwe eigenaar het paard mee kon nemen.
Ik heb er nog wel gevlochten van "pakken-touw", waarmee hooi en stro tot balen gebonden werd. Toen ik oud genoeg was om muntels te kunnen vlechten hadden we al geen paard meer, maar een tractor. Ik vlocht ze voor de koeien. Als er een koe verkocht werd, moest die met een muntel worden afgeleverd.
Voor de uitspraak zie Het kempenlands dialect van Casteren